Het coronavirus (officieel COVID-19) en onze dieren

Op basis van wat we nu weten en wat bekend is over andere  typen coronavirussen is er op dit moment:

  • Geen bewijs dat het COVID-19 coronavirus gevaarlijk is voor katten, honden en paarden;
  • Geen bewijs dat mensen risico lopen om via hun (huis)dieren besmet te worden.

Wees er bewust van dat dit een nieuwe versie van een coronavirus is. Daarom wordt het continue onderzocht en getest en weten we nog niet alles over het virus. We volgen deze situatie op de voet en zullen door interne en externe experts op de hoogte worden gehouden en geholpen om de beste begeleiding en adviezen te bieden aan onze medewerkers en (huis)diereigenaren.

Coronavirussen en Dieren

Toch kan er juist NU wel verwarring ontstaan, omdat dieren een “eigen” coronavirus kennen. Ze zijn echter diersoortspecifiek en kunnen geen andere diersoorten of mensen besmetten.

Bij verschillende diersoorten komen coronavirussen voor, bijvoorbeeld canine coronavirus (CCV) bij honden, het felina corona (FCV) bij katten, porcine epidemic diarrhea (PEDV) virus bij varkens, Equine Coronavirus, (ECoV) bij paarden en infectieuze bronchitis virus (IBD) bij kippen. Dit zijn echter andere types dan COVID-19 die nu humaan over de wereld trekt. Deze veroorzaken bij onze viervoeters veelal darmklachten, zijn diersoortspecifiek en niet zoönotisch ( niet overdraagbaar op mensen)

Er zijn momenteel geen vaccins voor dieren beschikbaar tegen coronavirussen die luchtweginfecties veroorzaken. Wel zijn er vaccins tegen de coronavirussen die maag-darm-infecties veroorzaken voor verschillende diersoorten beschikbaar, maar dit zijn vaccins tegen diersoort specifieke en enterale (via maag-darmkanaal) coronavirussen.

Preventieve maatregelen

  • Hoewel er geen aanwijzingen zijn dat (huis)dieren een rol spelen in de verspreiding van het virus, worden patiënten die besmet zijn met het COVID-19 uit voorzorg geadviseerd om direct contact met hun huisdier(en) (zo veel mogelijk) te vermijden (niet aaien, knuffelen, kussen of laten likken)
  • Reinig en desinfecteer routinematig contactoppervlakken van dieren, zoals kooien, paardenstallen/boxen en voederplaatsen.
  • Voor COVID-19 patiënten die in thuisisolatie verblijven, wordt geadviseerd om de zorg voor het huisdier aan (gezonde) huisgenoten over te dragen.  Huisgenoten kunnen de huisdieren verzorgen en hierbij de algemene hygiënemaatregelen in acht nemen.
  • Honden kunnen gewoon worden uitgelaten en mogen tijdens het uitlaten in contact komen met andere honden.  Katten die normaal buiten komen, hoeven niet binnen gehouden te worden.

Zie voor meer informatie over het coronavirus bij paarden; de klinische symptomen, diagnose en behandeling onze website.

www.dierenhospitaal-visdonk.nl

Hoewel er geen bewijs is dat landbouwhuisdieren geïnfecteerd kunnen worden, geldt voor de voedselproducerende dieren het voorzorgsprincipe totdat meer bekend is over de risico’s. Voor COVID-19 positieve veehouders is het advies om contact met hun dieren te vermijden, niet in de stal te komen en anderen voor hun dieren te laten zorgen.

Coronavirus bij Paarden

Momenteel is de wereld in de ban van COVID-19! Het Corona virus dat zich vanuit China snel verspreid heeft over de wereld en op dit moment het dagelijks (bedrijfs-)leven in haar greep heeft.

Als paardenkliniek krijgen wij veel vragen over de besmettelijkheid van het COVID19 virus voor paarden.

Antwoord: die is er niet!

Toch kan er juist NU wel verwarring ontstaan, omdat het paard een ‘eigen’ Corona virus kent. Het Paarden Corona virus is diersoortspecifiek en komt dus alleen bij het paard voor en kan geen andere dieren of mensen besmetten.

Ziektenaam:

Equine Coronavirus, ECoV– Paarden Corona Virus

Ziektetype:

Viraal (RNA-virus)

Overdracht:

ECoV wordt verspreid wanneer uitwerpselen van een besmet paard worden opgenomen door een ander paard (fecale-orale overdracht). Het virus kan ook worden overgedragen wanneer paarden oraal contact maken met oppervlakken

of objecten die besmet zijn met geïnfecteerde ontlasting. Stallen/boxen, mestvorken, mestverspreiders (kruiwagens), thermometers, handen en kleding (w.o. schoenen) zijn veel voorkomende objecten of materialen, via welke infecties indirect kunnen worden overgedragen op andere paarden. ECoV infecties worden meestal gediagnosticeerd in de wintermaanden.

Frequentie van voorkomen:

Laag. ECoV infecties komen niet veel voor, maar krijgen de laatste jaren wel meer aandacht, omdat een aantal symptomen (zie onder) niet verklaard konden worden door andere oorzaken. Tegelijkertijd zijn er testen (mest en bloed) ontwikkeld, die uitscheiding en besmetting nu beter kunnen aantonen.

Incubatieperiode:

2-4 dagen

Drager status:

Drager status is momenteel onbekend maar subklinische paarden (paarden zonder klinische symptomen) blijken het virus te kunnen uitscheiden in hun ontlasting.

Uitscheidingsperiode:

De uitscheidingsperiode voor de meeste paarden is onbekend (nog in onderzoek), maar gebaseerd op bestaande rapporten, bleek het virus aanwezig te zijn in monsters 5-21 dagen na infectie. Paarden zonder klinische symptomen kunnen het virus ook uitscheiden (symptoomloze uitscheiders). Het is onbekend hoe snel besmette paarden besmettelijk worden, maar de ontlasting van besmette paarden vormt een risico voor andere paarden.

Ernst van verschijnselen:

Paard zijn over het algemeen enkele dagen mild tot matig ziek. Sterfte komt zeer weinig voor en alleen in gecompliceerde gevallen. Miniatuurpaarden lijken gevoeliger te zijn dan andere rassen/typen.

Klinische symptomen:

  • Koorts tot 40 °C
  • Gebrek aan eetlust
  • Depressie/Sloomheid
  • Koliek
  • Regelmatig gaan liggen
  • Diarree (bij 10-20% van de gevallen)
  • Laag aantal ontstekingscellen (mede afhankelijk van het stadium waarin onderzoek wordt verricht).

Complicaties kunnen in zeldzame gevallen voorkomen en leiden tot:

  • Eiwitverlies
  • Uitdroging
  • Neurologische symptomen (zoals lethargie, depressie, verlies van lichaamscontrole) secundair aan een overmaat van ammoniak in het systeem
  • Liggende geraken met onvermogen zelfstandig in de benen te komen
  • Dood in zeldzame gevallen

Diagnose:

De diagnose wordt gesteld door een dierenarts die mestmonsters voor PCR onderzoek inzendt. Aangezien sommige paarden het ECoV maar gedurende korte periode/tijd uitscheiden via de mest, zijn sommige testen negatief, terwijl er toch sprake is van een infectie. Sinds kort bestaat er ook een serologische test, waarbij gekeken wordt of er een verhoging is van antilichaam specifieke titers tegen het ECoV. Vaak moet hiervoor een zogenoemde seroconversie worden aangetoond, waarbij er een significante stijging zichtbaar is in een 2e bloedmonster 3 weken later.

Behandeling:

De primaire behandeling is ondersteunende zorg op basis van de klinische symptomen. In ernstige gevallen kan het nodig zijn ziekenhuisopname voor IV-vloeistofbehandeling of behandeling voor secundaire infecties.

Prognose:

Goed. Blootstelling aan het virus kan tot een infectiegraad leiden van 85% binnen een koppel paarden. Echter de meesten daarvan tonen geen klinische symptomen. De mortaliteit is laag, maar kan in gecompliceerde gevallen voorkomen.

Preventie:

Er is geen vaccin om paarden te beschermen tegen ECoV infectie. De beste methode met betrekking tot preventie is het handhaven van hygiënische maatregelen in alle paardenfaciliteiten en het zorgvuldig verwijderen van mest, zodat er geen weiden, paddocks, stallen van andere paarden of drinkwater besmet kan worden. Bij het reinigen van oppervlakten die mogelijk verontreinigd zijn met uitwerpselen, moet het oppervlak eerst goed ontdaan worden van alle sporen van organische materiaal (stalbedding, mestresten, zand e.d.) alvorens te desinfecteren (bv. Halamid/Dettol)

Voorzorgsmaatregelen:

Elk paard met koorts en geen aanwijzingen voor ademhalingsaandoeningen kan een ECoV infectie hebben en het uitscheiden via de mest. Deze dieren moeten worden geïsoleerd door ze als laatste te voeren, te verzorgen en uit te mesten om daarmee mogelijke besmetting van andere dieren te voorkomen. Denk daarbij ook aan de risico’s van indirecte overdracht via materialen/kleding. Paarden die worden verplaatst van een stal waar ECoV voorkomt naar een nieuwe stal moeten gedurende 3 weken apart worden gehouden, waarbij directe of indirecte overdracht van het virus via de mest wordt voorkomen. Mest kan worden gecontroleerd via de zogenoemde PCR test alvorens paarden weer in nauw contact te brengen met andere (gezonde) paarden.